Bram Hulzebos en Bram Bakker,
Loden lastNederland kent 1500 zelfdodingen per jaar, in meerderheid zijn het jonge(re) mensen die de hand aan zichzelf slaan, maar niemand (behalve nabestaanden en andere direct betrokkenen) lijkt zich hier erg druk over te maken. Ook de overheid niet. Of misschien juist de overheid niet. De steden liggen vol met verkeersdrempel en de ene verkeersveiligheidsactie na de andere wordt gelanceerd om de jaarlijkse 1100 verkeersdoden terug te dringen, maar er worden geen ingrijpende maatregelen genomen om van de 1500 zelfdodingen er 1400 te maken, of 1300, of nog minder.
Dit is één van de aanklachten die te lezen is in het onlangs verschenen boek Loden last van psychiater Bram Bakker en journalist Bram Hulzebos. Bakker en Hulzebos pleiten voor rigoureuze maartregelen, een ‘Nationaal Suïcide Preventieplan’, waarin naast acute zorg (in iedere regio een gespecialiseerd hulpverleningsteam dat in actie komt bij de melding van een dreigende zelfmoord) ook grootschalige voorlichting en wetenschappelijk onderzoek moet worden ondergebracht. Het komt voor (en is geen uitzondering) dat mensen in het ziekenhuis belanden na een mislukte zelfdoding, hun maag wordt leeggepompt of ze anderszins worden opgelapt en vervolgens naar huis worden gestuurd zonder dat er een psychiater aan het bed is geweest.
Natuurlijk, een deel van die 1500 mensen zal tóch zelfmoord plegen, wat je ook doet als hulpverlener, weet ook Bram Bakker. Maar hij schat dat 500 van de 1500 zelfmoorden te voorkomen zouden zijn als er een ‘Nationaal Suïcide Preventieplan’ zou zijn, liet hij onlangs weten in een talkshow. “Maar al zijn het er een paar, dan is het nog de moeite waard.”
De ondertitel van Loden last luidt: Het taboe rond zelfmoord. Iemand door zelfdoding verliezen brengt gevolgen met zich mee die er (meestal) niet zijn als je iemand verliest aan een hartaanval, verkeersongeluk of slopende ziekte. Het roept allerlei vragen op: waarom? en vooral: was het te voorkomen geweest? Niet zelden hebben mensen last van een schuldgevoel. Nabestaanden vinden niet altijd gehoor bij anderen met hun verhaal. Het is een onderwerp dat je niet makkelijk ter sprake brengt. Praten over de ziekte waaraan iemand is overleden is makkelijker dan praten over een zelfdoding.
In het boek staan verhalen van familie en vrienden van zelfdoders. Bakker en Hulzebos reconstrueerden in de interviews de omstandigheden die tot de zelfdoding leidden en laten vooral zien hoe machteloos naasten zich voelen, zij moeten als het ware toezien hoe het leven van een dierbare tot zo’n treurig einde komt. Die machteloosheid zou soms voor een deel te voorkomen zijn geweest. Want hoe uiteenlopend de verhalen ook zijn, ze hebben één duidelijke overeenkomst: alle achterblijvers voelden zich buitengesloten op het moment dat hun familielid of vriend in aanraking kwam met professionele hulpverlening. Direct betrokkenen, ouders, partners, zussen en broers, worden meestal doelbewust buiten een behandeling gehouden. Het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt wordt soms tot in het absurde doorgevoerd en volgehouden. De kennis die familieleden en andere naasten hebben over de patiënt wordt niet zelden totaal gegeneerd. Terwijl zij toch de mensen die een patiënt het langst kennen, maar ook degenen die weer met hem of haar moeten samenleven als de behandeling voorbij is.
Dat is de tweede aanklacht die in het boek te lezen is. Een aanklacht tegen de psychiatrie zelf. Niet alleen de onwil om naasten bij de behandeling te betrekken. Maar ook de starheid van veel hulpverleners die, als eenmaal een diagnose is gesteld, daar met geen haarbreedte van willen afwijken, ook al duiden allerlei aanwijzingen op het tegendeel en uiten naasten van de patiënt hun serieuze twijfel over de diagnose en de daarop geënte behandeling. Hulzebos weet waarover hij spreekt als nabestaande van een zelfdoder. Hij schreef eerder het boek Een te dunne huid over de zelfmoord van zijn vader in 1999. Bakker is zelf psychiater en heeft zich al eerder laten kennen als een beducht criticus van de eigen beroepsgroep. Niet alleen in zijn boek Te gek om los te lopen uit 2003, maar ook door opzienbarende uitspraken tijdens bezoeken aan Barend & Van Dorp en in andere interviews. Zijn manier van psychiatrie bedrijven is een andere dan de gangbare. Vooral zijn manier van omgaan met de patiënt, bij hem hoeft de verhouding niet per se puur zakelijk te zijn, maar mag soms persoonlijker worden, is not done in de psychiatrie. Met één van zijn inmiddels ex-patiënten, dichter en schrijver Rogie Wieg is hij bevriend geraakt. Wieg en Bakker gaan zelfs samen op tournee. Bakkers eigenzinnigheid en zijn wens er mee in de openbaarheid te treden, maken hem weinig geliefd bij veel collega’s, het heeft hem zelfs zijn baan als psychiater gekost in het Amsterdamse Sint Lucas Andreas Ziekenhuis.
Ook nu weer pleit Bakker voor meer openheid en eerlijkheid van de professionele hulpverleners over hun behandeling tegenover de naasten van een patiënt en, als de behandeling niet geholpen heeft, de nabestaanden. Psychiaters moeten tegen nabestaanden durven zeggen dat sommige beslissingen, achteraf gezien, misschien niet verstandig waren geweest. Dit is uiteraard nooit prettig om te horen als partner of ouder, maar het zou veel mensen in ieder geval meer helpen dan nu. Nu vinden ze vaak geen enkel gehoor bij de mensen die hun voor de trein of van een toren gesprongen dierbare had moeten helpen en blijven dossiers voor hen voorgoed gesloten. Laten we hopen dat Loden last een aanzet geeft tot veranderingen in de psychiatrie en dat vooral naasten van patiënten meer erkenning krijgen.
(Anja Krabben)
Bram Bakker heeft zijn eigen website: www.brambakker.com.
[ terug ]