Christine Geerinck-Vercammen,
Stille baby’s. Rouwverwerking bij doodgeboorte en zwangerschapsafbrekingEen kind of een afscheid
‘Vroeger werd het verlies van een kind rond de geboorte niet als een echt verlies beschouwd. Men was ervan overtuigd dat er nog geen band bestond tussen ouders en kind, zolang het niet geboren was, en dus was er ook niemand om over te rouwen. De hulpverlening aan de ouders die bij de bevalling hun kind verloren, was dan ook eenvoudig. Eigenlijk hoefde er niets te gebeuren. De baby werd afgevoerd zonder dat de ouders haar of hem ook maar gezien hadden. Dat was beter zo, meende men. Hooguit kwam er een doktersadvies om maar snel weer zwanger te worden en zo alles te vergeten. Daarmee was de zaak gesloten.’
Deze alinea staat in het recent verschenen boek
Stille baby's. Rouwverwerking bij doodgeboorte en zwangerschapsafbreking. Het is geschreven door Christine Geerinck-Vercammen, maatschappelijk werkster op de afdelingen Verloskunde en Neonatalogie van het Leids Universitair Medisch Centrum en één van de weinige autoriteiten in Nederland op het gebied van de begeleiding van ouders die met zwangerschapsverlies – zwangerschapsonderbreking of het overlijden van de baby in de baarmoeder, tijdens de bevalling of kort daarna – te maken hebben (gekregen). Twee jaar geleden promoveerde ze op dit onderwerp met het proefschrift ‘Met een goed gevoel’. Het boek is voor een belangrijk deel op dit proefschrift gebaseerd. Als maatschappelijk werkster begeleidt Geerinck-Vercammen al bijna twintig jaar ouders die hiermee te maken hebben gekregen. Het boek is voor hen een steun in de rug om zich door de moeilijke tijd heen te slaan die na zwangerschapsverlies volgt. Tevens is het een praktisch naslagwerk. In chronologische volgorde worden tal van onderwerpen beschreven die van belang zijn wanneer een moeder van een dood kindje bevalt. Van het eerste slecht nieuws-gesprek (waarin ouders verteld wordt wat er mis is met de zwangerschap) en de gang van zaken rondom de bevalling, tot aan de eerste hulp na de bevalling en de begeleiding van de ouders op lange termijn.
Bij doodgeboorte en zwangerschapsafbreking volgen de meest belangrijke gebeurtenissen in een mensenleven – het begin en het einde – elkaar in sneltreinvaart op. ‘Het verlies van een kind, of het nu overlijdt op zeer jonge leeftijd of later, is het meest ingrijpende verlies waarmee een mens in zijn leven kan worden geconfronteerd,’ stelt Geerinck-Vercammen in de inleiding vast. In de daaropvolgende hoofdstukken beschrijft ze wat er door hulpverleners uit de kast kan worden gehaald om te voorkomen dat ouders vastlopen in het rouwproces en mogelijk daarom zelfs psychiatrische klachten gaan vertonen.
Cruciaal hierbij is de tijd die de ouders in het ziekenhuis doorbrengen. Tijdens de dagen rondom de bevalling kan het fundament worden gelegd voor een ‘gezonde’ rouwverwerking van beide ouders. Waar het om gaat is dat de ouders de geboorte van de dode baby, in feite een volslagen onwerkelijke situatie, zo reëel en bewust mogelijk moeten beleven. In tegenstelling tot de heersende gedachte van enkele decennia geleden, is de confrontatie met de overleden baby daarom essentieel. Geerinck-Vercammen pleit ervoor om na de bevalling ‘zo gewoon mogelijk’ met de baby om te gaan. Zelf de baby wassen, zelf kleren uitkiezen en aantrekken (sommige babyzaken verkopen ook kleren voor prematuur geboren, en dus zeer kleine kinderen) en ook: de baby een naam geven. Daarmee wordt de situatie voorkomen dat later over ‘het dode kindje’ of ‘het vruchtje’ moet worden gesproken. Ook wijst Geerinck-Vercammen op het belang van het verzamelen van tastbare herinneringen, zoals foto’s, het navelklemmetje, een haarlokje en voet- of handafdrukken.
In het boek wordt relevante informatie gegeven over de Wet op de lijkbezorging en het belang van het zelf vormgeven aan de uitvaart. De chronologie van de tijd volgend, wordt vervolgens geschreven over de periode na de bevalling, wanneer de ouders weer naar huis gaan. Allerlei praktische onderwerpen passeren de revue. Als de ouders al andere kinderen hadden, hoe vertel je hen over het overleden broertje of zusje? Hoe breng je het bij familieleden en vrienden? Gedetailleerd wordt ingegaan op de mogelijke verschillen tussen de rouwbeleving van de man en de vrouw.
Vroeg of laat komt bij ouders de vraag naar boven of aan een volgende zwangerschap kan worden gedacht. Lichamelijk gezien staat de moeder al enkele maanden na de bevalling niets in de weg opnieuw zwanger te worden. Maar of dat emotioneel gezien al ‘het goede moment’ is, varieert van stel tot stel, weet Geerinck-Vercammen uit ervaring. Ze waarschuwt wel voor een te snel vervolg: als al na een paar maanden een nieuwe zwangerschap volgt, kunnen de nieuwe geboortedatum en de datum waarop het vorige kind is overleden nagenoeg samenvallen. Dat kan de rest van het leven voor verscheurde gevoelens zorgen, omdat blijdschap om de verjaardag van het ene kind ieder jaar samenvalt met de verdrietige herinneringen aan het andere, overleden kind.
Uit deze waarschuwing blijkt, zoals zo vaak in het boek, dat de auteur een schat aan ervaring heeft opgebouwd met de begeleiding van rouwende ouders na doodgeboorte. Dat ze deze ervaring op een uiterst toegankelijke manier op papier heeft vastgelegd, is uniek voor de Nederlandse boekenmarkt. Stille baby’s is een enorm goed boek voor mensen die een enorm trieste ervaring achter de rug hebben.
(Rob Bruntink)
[ terug ]