zoeken
knop: zoek
Home/

"Wij genezen zo weinig in ons vak"

plaatje: bulletHoe graag een arts ook wil genezen, patiënten gaan dood. En andere patiënten moet verteld worden dat ze binnen afzienbare tijd zullen sterven. Hoe doe je dat? En spelen privé-ervaringen of -opvattingen hierbij een rol? In Medisch Vandaag een serie interviews met verschillende artsen waarin zij vertellen hoe zij omgaan met de dood. Ditmaal Lies van der Brug, verpleeghuisarts in Zutphen. "De affiniteit met de geriatrie was er al heel vroeg."
Als je ervoor kiest verpleeghuisarts te worden, dan weet je dat je veel met de dood te maken krijgt. Lies van der Brug-Hooij (50), verpleeghuisarts in Zutphen, is daar vrij nuchter in. "Mensen overlijden, dat weet je. Iedereen gaat eens dood. Wij mogen ervoor zorgen dat ze hun laatste jaren zo goed mogelijk kunnen doorbrengen. Daar put ik mijn motivatie uit. Dat geeft mij zelfs veel voldoening."

"Van mijn opleiding herinner ik me bijvoorbeeld vooral de acute overlijdens. Als je me vraagt, wat was het eerste sterfgeval dat je meemaakte en maakte dat indruk?, dan weet ik dat echt niet meer. Ik vond de eerste bevalling veel spannender dan het eerste sterfgeval."

Van der Brug-Hooij wist al vrij snel dat ze verpleeghuisarts wilde worden. "Ik heb de huisartsenopleiding gedaan, studeerde af in 1978 - ik was nog erg jong toen - werkte twee jaar als huisarts, kreeg twee kleine kinderen en werd toen gevraagd of ik verpleeghuisarts wilde worden. De affiniteit met de geriatrie was er trouwens al heel vroeg."

Waar komt dat vandaan?
"Dat weet ik niet precies. Misschien heeft het er mee te maken dat ik in een drie-generatiegezin ben opgegroeid. Mijn opa woonde tot ik vijftien was bij ons in huis, toen ging het niet meer. Oudere mensen zijn kwetsbaar. Proberen hen een zo goed mogelijk oude dag te geven, dat maakt het tot een mooi beroep."

Specifieke kennis, van het stervensproces bijvoorbeeld en van de laatste ontwikkelingen in de palliatieve zorg, meent Van der Brug-Hooij voldoende te bezitten. "Ik heb Kübler-Ross al in de jaren zeventig bestudeerd, tijdens mijn studie. Die interesse was er toen al. Later heb ik ook gastcolleges gevolgd van Ben Zylicz en uiteraard bijscholingscursussen palliatieve zorg gedaan."

"Een sterfbed is bijzonder. De sfeer is bijzonder. Het is iets heel wezenlijks wat daar gebeurt. Natuurlijk is er verdriet, maar soms ook opluchting. We staan met zijn allen, familie, dokters, ziekenverzorgenden, om de stervende heen. Wij zorgen voor rust. Mijn rol en die van de verpleging is ervoor te zorgen dat het stervensproces goed verloopt, dat de verzorging helemaal goed is. En dan hoef ik als arts er niet constant te zijn, al kom je maar regelmatig langs."

"Schouwen is een andere belangrijke taak die ik verricht. En de opvang van en het gesprek met de familie. Overigens heb ik geleerd dat je de familie even alleen moet laten met de overledene. Ik woon vlakbij het verpleeghuis, maar als ik word gebeld omdat er iemand is overleden, dan wacht ik altijd een minuut of tien voordat ik kom."

Van der Brug-Hooij werkt bij ‘Verpleeghuizen Stichting Zuytvenne`, die diverse afdelingen heeft. Ze is op dit moment vooral werkzaam in de psycho-geriatrie. Ook dementerende mensen weten dat ze dood gaan, zegt ze stellig.

Maakt u vaak mee dat mensen bang zijn om dood te gaan?
"Zijn mensen bang dan zijn er medicijnen, die naast aandacht en zorg kunnen helpen. Ik maak echter meestal mee dat ze het goed vinden als de dood aanstaande is. Dat er aanvaarding is, het laatste stadium van innerlijke groei, zoals Kübler-Ross dat heeft beschreven."

"Die aanvaarding is trouwens niet voorbehouden aan mensen met een hoge l eeftijd, zo heb ik ontdekt. Ik denk dat mensen die weten te moeten sterven na een tijdje berusten in het onvermijdelijke. Ik heb het ook gezien bij een vriendin, die was pas 45 jaar. Die had dezelfde aanvaarding."

Gelooft u dat er iets is na de dood?
"Ik heb een christelijke achtergrond en heb wel het idee dat we in de handen van God zijn. Maar verder weet ik het niet. Ik wil er eigenlijk ook niet over nadenken."

Waarom niet?
"Ik ga mij daar gewoon geen voorstelling van maken. Ik leef nu."

De intensieve omgang met stervenden en het sterven heeft dat u uw eigen gedachten over de dood veranderd?
"Ja, maar niet door de sterfgevallen die ik beroepsmatig heb meegemaakt. Mijn idee erover is eerder veranderd door ervaringen met de dood in mijn eigen omgeving. Familie en vrienden die overlijden, plotseling of na een lang ziekbed. Dat heeft me doen beseffen dat ik zelf die laatste tijd bewust zou willen meemaken. Afscheid nemen en het leven afronden. Als arts heeft het me geleerd dat je mensen niet koste wat kost moet blijven behandelen. En dat je goed moet luisteren naar de wil of wens van de patiënt. Als die bijvoorbeeld zegt geen cytostatica meer te willen, dan moet je luisteren. Je moet aanvaarden dat mensen doodgaan of dood willen."

‘Dood willen` betekent bij een dementerende bejaarde uiteraard nooit dat dit door middel van euthanasie zou kunnen zijn. "Nee. Dat is onmogelijk. Ik heb trouwens geen ervaring met het uitvoeren van euthanasie, ik ben wel vaker ‘de tweede arts` geweest.

U kent wel de vraag naar euthanasie?
"Jazeker. Eén geval staat mij nog zeer helder voor de geest. Toen ben ik er heel dicht bij geweest, bij euthanasie. Het betrof een vrouw die een hersenbloeding had gehad. De familie drong aan op euthanasie. Liet weten dat dit lijden niet was wat de vrouw wilde. En ook ik geloofde wel dat de vrouw dood wilde, maar kon daar niet zo maar aan toegeven. Dat waren heel intensieve gesprekken. Ook met een collega die ik ter ondersteuning heb gevraagd, want ik wilde het thuis niet bespreken. Ik heb drie weken lang gesprekken gevoerd en heel veel nagedacht en het uiteindelijk niet gedaan. Ik had de overtuiging dat ik het niet zou kunnen verantwoorden tegenover de regionale toetsingscommissie euthanasie."

Vindt u het achteraf nog steeds een goede beslissing?
"Ja. Euthanasie doe je niet zo maar als arts. Het is heel ingrijpend. Er moet een vertrouwensrelatie zijn. En als je geen tijd hebt een relatie op te bouwen, dan moet je het niet doen."

Een ander moeilijk en diepgaand gesprek betreft het intakegesprek dat Van der Brug-Hooij of één van haar collega`s voert met elke nieuwe bewoner. "Bij elke opname vragen we wat de verwachtingen zijn van de mensen, vooral of ze gereanimeerd willen worden. Dat zijn ingrijpende gesprekken. Als het om een dementerende bejaarde gaat, wordt het gesprek met de wettelijke vertegenwoordiger gehouden. Dan vragen we hem of haar of de patiënt zich daarover eerder heeft uitgelaten. Ons beleid is er toch op gericht om zo min mogelijk te reanimeren. En om geen onzinnige, levensverlengende behandelingen uit te voeren. Behalve natuurlijk als het gaat om een vitale tachtiger die zijn heup heeft gebroken."

Van der Brug-Hooij gaat nooit naar een begrafenis toe. "Na het condoleren zet ik er een punt achter. Wij hebben hier in huis regelmatig gedachtenisdiensten, dan worden de doden van de laatste maanden herdacht en zijn hun familieleden aanwezig. Daar ga ik ook nooit naar toe. Stel ik kom een familielid tegen die ik niet meteen herken."

Die professionele distantie moet, vindt ze. Als ze met vakantie gaat, kan ze de op dat moment terminale patiënten bijvoorbeeld niet ‘meenemen`. "Dan vergeet ik dat. En als ik terugkom, informeer ik dan of ‘het goed is gegaan`."

Ze heeft kort geleden iemand van de dood gered. "Een bezoeker, een nog jong iemand. Hij kreeg een hartstilstand bij ons in de gang. Ik heb hem gereanimeerd. Dat was eigenlijk behoorlijk spectaculair." Misschien omdat ze zich weer even een dokter voelde die mensen geneest en van de dood redt in plaats van hen zo goed mogelijk in de laatste levensfase te begeleiden? "Tja, genezen doen we zo weinig in ons vak."

© Anja Krabben
Verschenen in Medisch Vandaag, 20 november 2002.

Voor meer artikelen van Anja Krabben zie: http://www.anjakrabben.nl.