Interview met Jan Hilarius
"Waar had u gedacht dood te gaan?
Bij mij op de wc?"
Interview met Jan Hilarius, een van de oprichters van Stichting De Einder
Hulpverleners behoren mensen met een doodswens serieus te nemen en deze wens te respecteren, dat is wat Stichting De Einder nastreeft. En als iemand in zijn doodswens blijft volharden, alle hulp ten spijt, dan zou hij advies moeten krijgen hoe hij dit het beste aan kan pakken.
Jan Hilarius (63) is humanist. Al sinds zijn vroege jeugd heeft hij een onwankelbaar geloof in het zelfbeschikkingsrecht van de mens. Een recht dat zich uitstrekt tot aan de dood. Deze overtuiging leidde in 1993 tot niet minder dan een mediahype. Een comité van de Alkmaarse afdeling van het Humanistisch Verbond, waarvan Hilarius voorzitter is, boog zich over de vraag hoe het komt dat voor elk probleem waar een mens mee kan zitten, of dit probleem nu materieel, psychisch of lichamelijk van aard is, hulp en advies te vinden is. "Maar als je zegt ‘ik wil dood`," meent Hilarius, "dan keren mensen je de rug toe of ze negeren je doodswens; hulpverleners proberen je er zo snel mogelijk van te ‘genezen`."
Het comité zette op papier uiteen op welke wijze mensen die zeggen dood te willen wél geholpen zouden moeten worden, met als belangrijkste uitgangspunt: het respecteren van de doodswens en deze volledig bespreekbaar maken. Ze bedachten de naam ‘Hotel De Einder`. ‘Hotel` om daarmee aan te geven vanuit welke instelling mensen geholpen zouden moeten worden: als in een hotel waar de vraag ‘wat wenst u` centraal staat. ‘De einder` is de onbekende horizon waar mensen naar kunnen verlangen: de dood.
Hotel De Einder was een werknaam. Door een onoplettendheid kwam deze naam in het persbericht terecht. Een journalist van het Algemeen Dagblad rook nieuws en bracht het verhaal naar buiten onder de sensationele kop ‘Zelfmoordhotel in Alkmaar`. Nederland schrok op. Ging het nu niet iets te ver met het progressieve euthanasiebeleid?
Was Hotel De Einder echt alleen een werknaam? Hadden de comitéleden in werkelijkheid geen concrete plaats voor ogen waar mensen konden sterven? Hilarius ontkent dit: "Daar is nooit sprake van geweest." Achteraf gezien noemt hij het echter wel ‘goede publiciteit`, want het initiatief kreeg ruimschoots de aandacht en een broodnodige discussie laaide op. Ook al ontstond zo het misverstand - en bestaat het nog steeds - dat mensen die het leven niet meer zien zitten maar een enkeltje Alkmaar hoeven te nemen om hun dood in handen van Hilarius en mede-humanisten te leggen.
Zomer 1995 is aan het initiatief een officiële vorm gegeven en is de Stichting De Einder in het leven geroepen. De bestuursleden zijn behalve Jan Hilarius, Token Bartman, Adri Brolsma, beiden humanistisch geestelijk raadsvrouw en Marjolijn Dierendonck, remedial teacher en counselor. De stichting is gevestigd in Castricum en opereert vanuit de woning van Hilarius, waar ook het interview plaatsvindt.
Het is een regenachtige, sombere dag, binnen is het ondanks het vroege middaguur donker. Hilarius - grijs, snor, een rustige uitstraling - schenkt koffie, biedt een koekje aan en overhandigt de doelstellingen van Stichting De Einder. Deze luiden als volgt: ‘Het bevorderen en, indien wenselijk, zelf uitvoeren van professionele begeleiding van mensen met een doodswens die hulp vragen, met respect voor de autonomie van degenen die om hulp vragen en het bespreekbaar maken van het verschijnsel dat er mensen zijn die een doodswens hebben.`
De Einder richt zich dus in eerste instantie op hulpverleners. "Die willen wij ertoe overhalen een doodswens te respecteren," zegt Hilarius. Onder andere door het geven van trainingen en het organiseren van openbare voorlichtingsbijeenkomsten, lezingen en discussies. Verder is het de bedoeling dat De Einder een ‘Centraal Punt voor Coördinatie en Informatie` wordt waar hulpverleners die het doel van de stichting onderschrijven geregistreerd staan en hulpvragers in contact kunnen worden gebracht met hulpverleners in de eigen woonomgeving.
Mensen instrueren en motiveren is iets dat Hilarius in het bloed zit. Hij heeft zijn hele leven in het maatschappelijk werk gezeten. Eerst in ‘het veld`, later vooral in leidinggevende functies: als waarnemend hoofd personeelszaken in een psychiatrisch ziekenhuis en als adjunct-directeur van de GGD te Haarlem. Het gevolg van alle publiciteit was echter dat vooral hulpvragers in grote getale contact met De Einder zochten. In eerste instantie staat Hilarius hen te woord.
--------------------------------------------------------------------------------
"Als je de dood aanbiedt, is er een basis voor een gesprek"
--------------------------------------------------------------------------------
"Ik sluit de dood niet bij voorbaat uit," antwoordt Hilarius op de vraag hoe deze gesprekken verlopen. "En als je de dood ‘aanbiedt`, is er een basis voor een gesprek. Ik vraag uit mezelf nooit iets. Achtergronden hoef ik niet te weten, maar mensen vertellen zelf hun verhaal. Vaak wordt iemand juist de dood ingedreven omdat niemand luistert. Als iemand nog nooit om hulp heeft gevraagd, probeer ik door te verwijzen. Maar velen hebben die hele lange ‘hulpverlenersweg` al afgelegd. En nog steeds is die doodswens er."
Mensen bellen vanuit heel Nederland en zelfs vanuit België en Duitsland. "Er zijn er die opbellen vanuit België en zeggen een enkeltje Castricum te nemen. Om hier dood te gaan. Waar had u gedacht dood te gaan?, vraag ik dan. In de stationsrestauratie? Bij mij op de wc?"
Het klinkt nuchter en zo komt Hilarius ook over. Als een nuchter en kalm man; in staat te luisteren. Hij zegt ‘het allemaal goed van zich af te kunnen zetten.` "Maar het is ook heel belangrijk de verantwoording dáár te leggen waar hij hoort. Ik beslis niet voor ze. Ik zeg ook altijd: U moet een plan maken. Als u dood wilt dan moeten daar dingen voor geregeld worden. U moet ervoor zorgen dat u de middelen heeft, een testament maken, de mensen om je heen er in betrekken. Heel vaak hebben mensen dan opeens geen zin meer. Ze leggen alles bij een ander, maar het is hun verantwoording en hun keuze."
Soms hoort hij achteraf dat een beller inderdaad een einde aan zijn of haar leven heeft gemaakt. Maar andersom is het ook vaak zo dat mensen ‘in een opwelling` bellen. "‘Ik wil dood` roepen ze en als je dan met ze gepraat hebt, blijkt dat ze helemaal niet dood willen, maar gewoon een luisterend oor nodig hadden." Uiteindelijk gelooft hij toch in de biologische overlevingsdrang van mensen. "Mensen die dood willen, willen eigenlijk leven."
Maar het kan zijn dat het leven zo onverdraaglijk is geworden dat de psychische pijn sterker is dan de drang tot leven. In dat geval zal Hilarius iemand niet van de dood afhouden, maar hem desgewenst zelfs van advies dienen hoe hij dit het beste aan kan pakken. Hilarius: "Op dit moment kan iemand die in zijn doodswens blijft volharden, voor hulp of begeleiding bij zelfdoding praktisch nergens terecht. Zelfdodingen en pogingen daartoe vinden onder andere daardoor voornamelijk plaats in eenzaamheid en op gewelddadige wijze." En dat wil De Einder helpen veranderen.
Een en ander is vastgelegd in een brochure: Begeleiding van mensen met een doodswens. Prompt was het weer raak in de media. Wederom was De Einder onderwerp van sensationele verhalen in krant en op televisie, tot in het buitenland aan toe. Aanleiding voor alle commotie was de uitgebreide beschrijving van ‘een humane en relatief zekere methode` om suïcide te plegen die in de folder is opgenomen. Kort gezegd houdt deze methode in dat je genoeg slaapmiddelen inneemt om in een diepe slaap te vallen. Vervolgens doe je een plastic zak over het hoofd en sluit deze met twee elastieken om de nek luchtdicht af. De dood zal mild zijn want je overlijdt in je slaap door zuurstofgebrek. Uiteraard kreeg alleen het deel over de zelfdodingmethode alle aandacht in de pers, geheel uit de context gelicht.
Volgens Hilarius zijn journalisten als de dood voor het onderwerp. Ze willen er niets mee te maken hebben, bang eventueel medeverantwoordelijk te zijn voor de dood van een van de lezers. Zo weigerde de Volkskrant onlangs een advertentie waarin De Einder haar brochure te koop aanbiedt. Adjunct-hoofdredacteur Bert Vuijsje schreef Hilarius een brief waarin hij verklaarde: ‘[...] hoewel het plaatsingsbeleid van advertenties uiteraard niet onder de primaire hoofdverantwoordelijkheid van de hoofdredactie valt [...], wij instemmen met dit besluit van onze advertentieafdeling, gezien inhoud en strekking van de brochure die u in de advertentie te koop wilde aanbieden.`
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
"Dodelijke middelen zijn niet meer verkrijgbaar. En andere methodes zijn voor doe-het-zelvers onbetrouwbaar of voor nabestaanden afschuwelijk, zoals voor de trein springen, ophangen, noem maar op. De meesten willen toch op een fatsoenlijke manier een einde aan hun leven maken, voor zichzelf en voor de anderen. Om het simpel te zeggen: de kist moet open kunnen"
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Maar waarom wordt alleen deze zelfdodingmethode aangeraden? "Dodelijke middelen zijn niet meer verkrijgbaar," legt Hilarius uit. "En andere methodes zijn voor doe-het-zelvers onbetrouwbaar of voor nabestaanden afschuwelijk, zoals voor de trein springen, ophangen, noem maar op. De meesten willen toch op een fatsoenlijke manier een einde aan hun leven maken, voor zichzelf en voor de anderen. Om het simpel te zeggen: de kist moet open kunnen." Volgens Hilarius is de ‘plastic-zak-methode` een al jaren veel gebruikte methode - niets nieuws onder de zon dus - die echter vreemd genoeg nooit in de zelfmoordstatistieken voorkomt.
Maar toch lijkt ook deze methode verre van ideaal te noemen. Een plastic zak over het hoofd van een stervende, is dat geen vreselijk gezicht voor degene die daar eventueel bij aanwezig is, vooral als het een naaste is? In het laatste nummer van het informatiebulletin van De Einder wordt dit verwoordt door een vrouw die getuige was van de zelfdoding van haar man: ‘Ik hoop ooit het beeld met die plastic zak van mijn netvlies te krijgen. Afschuwelijk, zo hoort een mens niet te sterven.` Ze schrijft verder dat ‘die zak niet zijn en ook mijn eerste keus niet was, maar hij was al maanden bezig hulp te zoeken`.
Hilarius wil benadrukken dat dit een heel persoonlijke reactie is, anderen hebben er geheel geen moeite mee, maar dat het inderdaad jammer is dat dit nu de énig zekere en zelf uit te voeren methode is. Een wetswijziging is dringend nodig, wil men werkelijk van zelfbeschikking kunnen spreken. Maar ook hij ziet die niet zo snel komen.
Eenmaal is Hilarius aanwezig geweest bij de zelfdoding van een hulpvrager, een al wat oudere vrouw. Nadat hij verschillende gesprekken met haar had gehad, verklaarde ze dat ze graag wilde dat Hilarius bij haar dood aanwezig was - familieleden kwamen in geen geval in aanmerking. Hilarius kon deze wens niet negeren: "Haar hele leven was ze al alleen geweest en ze wilde niet ook nog in eenzaamheid sterven. Dat vond ze een vreselijke gedachte." Het meest schokkende deel van zijn relaas is als hij vertelt hoe hij na afloop haar huis verliet en als ‘een dief` de nacht insloop, zonder een arts of lijkschouwer gewaarschuwd te hebben. Helaas is dat nog noodzakelijk, zegt Hilarius. Als hij was gebleven had hij kans gelopen verwikkeld te raken in een strafrechtelijk vooronderzoek en eventueel verdacht te worden van het aanzetten tot zelfdoding of aanreiken van middelen. Overigens had hij dit vooraf met de vrouw besproken en zij had ervoor gezorgd dat ze in ieder geval die avond nog gevonden zou worden. Ze had later op de avond een afspraak gemaakt met een kennis, die, dat wist ze zeker, alarm zou slaan als ze niet op kwam dagen. Hilarius vond vooral het ‘stiekeme` van de hele onderneming erg. "Het is afschuwelijk dat het zo moet," zegt hij. "Ik kon er ook met niemand over praten." Hij heeft het pas later aan zijn vrouw verteld.
Als mensen zeggen dat hij deze vrouw de dood in heeft gedreven of dat De Einder mensen aanzet tot de dood, dan begrijpen zij niet wat het werkelijke probleem is, meent Hilarius. "Het is de maatschappij die hen de dood indrijft." Hij licht dit toe door te verklaren dat meer dan 95 procent van de hulpzoekers oude mensen zijn. Oude en vereenzaamde mensen. De Einder gaat dan ook nooit overhaast te werk. Bij de vrouw was duidelijk meer aan de hand dan alleen maar eenzaamheid. Zij had veel meegemaakt en kon met de herinneringen daaraan, die nooit meer zouden verdwijnen, niet meer leven. Maar soms komt de doodswens alleen maar voort uit eenzaamheid, die verholpen kan worden.
Hij geeft het voorbeeld van een man van ver in de tachtig, die dood wilde en het liefst zo snel mogelijk. "Maar mensen die haast hebben, daar houd ik niet van," zegt Hilarius met nadruk. "Ik zeg altijd, en dat meen ik, ik wil niet alleen bij je dood betrokken worden, maar ook bij je leven. Dus ik zei hem dat ik hem graag wilde ontmoeten. Achteraf bleek hij alleen maar enorm eenzaam te zijn. Ik heb hem in contact gebracht met Humanitas, die leggen ‘vriendschappelijke huisbezoeken` af. Hij leeft nog steeds."
© Anja Krabben
Verschenen in Doodgewoon, # 7, winter 1995/6.
Tevens opgenomen in de bloemlezing Doodgewoon. Doodscultuur en uitvaartmanieren, verschenen bij Uitgeversmaatschappij Walburg Pers te Zutphen in november 2001, ISBN 90 5730 170 9.
Voor meer artikelen van Anja Krabben zie:
http://www.anjakrabben.nl.