Onsterfelijk tot het einde
In mijn column van
vorige maand schreef ik over de rol van artsen in het doorbehandel-vraagstuk. Daarbij stelde ik dat de aandacht voor het aspect `angst voor de dood` onderbelicht is. De discussie wordt vooral medisch-ethisch gevoerd, de persoonlijke visie op dood en sterven van de arts, waarbij de genoemde angst voor de dood volgens mij een rol speelt, wordt nauwelijks besproken. En hoe zit het dan met de rol van de patiënt?
Speelt bij de patiënt die angst ook een rol? Los van diverse aspecten die in de doorbehandel-discussie genoemd worden zoals communicatieaspecten ( de patiënt hoort wat hij horen wil, de arts zegt niet concreet genoeg hoe de zaken ervoor staan, etc. ), geloof ik ten stelligste dat ook bij die patiënt die angst centraal staat. We willen niet dood. Basta. En de arts dient daarvoor te zorgen.
Het besef van een naderende dood is ook overweldigend. Anderen gaan dood. Zelfs zij die dichtbij staan gaan dood. Maar jij niet. Hoewel we rationeel heel goed weten dat we allen sterfelijk zijn, wil die gedachte zich zelden nestelen in ons gevoelsleven.
Die angst voor de dood is van alle tijden. De manier waarop we er mee omgaan en de dood vervolgens een plek geven in de realiteit, is wel veranderd. De dood als fysieke aanwezigheid was vroeger veel meer zichtbaar in ons bestaan. Mensen stierven jonger, kindersterfte lag hoger, oorlogen en epidemieën zorgden voor een bijna constante aanwezigheid van de dood. De dood als natuurlijk einde van een mensenleven was een vrij normale gedachte. Veranderingen in onze samenleving op genoemde vlakken zijn er mede debet aan dat de dood langzaam gemarginaliseerd werd.
Ook de ontwikkelingen in de medische wereld hebben daarop veel invloed gehad. Mede dankzij die ontwikkelingen is de levensverwachting afgelopen eeuwen enorm gestegen. Af en toe lees je zelfs iets over mogelijke onsterfelijkheid in de toekomst, of in ieder geval minstens 150 kunnen worden. En hoewel de onsterfelijkheidsgedachte net zo lastig in ons gevoel landt als de sterfelijkheidsgedachte, verkiezen we massaal om juist aan die onsterfelijkheidsgedachte vast te houden. Alle pijlen worden daarbij op de medische wereld gericht, want zij gaan het doen, zij gaan ons die onsterfelijkheid uiteindelijk geven. Dat doorbehandelen dan ook voor de patiënt een logische handeling is, is evident. Stoppen met behandelen is de onsterfelijkheidsgedachte opgeven.
Zolang je doorbehandelt ga je niet dood, zoiets.
Ergens loopt het allemaal vast in dat soort gedachten. Angst voor de dood regeert het handelen en behandelen van arts en patiënt. De visie op geneeskunst is beperkt tot leven, terwijl dood als het ultieme falen wordt gezien. Acties als `sta op tegen kanker`, rennen/fietsen etc. tegen kanker` versterken dat gevoel alleen maar. Als je dood gaat ben je eigenlijk een beetje een loser. Die combinatie van angst en een op leven gerichte visie maakt praten over dood en sterven bijna onmogelijk. Laat staan praten over stoppen met behandelen.
Maar doodgaan is geen falen. Zoals geboren worden geen prestatie is. Het is de natuur die haar werk doet.
De angst voor de dood krijgen we niet weg. Die zal er altijd zijn, en heeft in dat opzicht iets geruststellends. Je mág bang zijn voor de dood. Je mág het leven niet willen loslaten. De dood willen overwinnen is echter een illusie die sterven tot een verkrampte aangelegenheid maakt.
Misschien moeten we met zijn allen eens die angst onder ogen zien en haar accepteren en daarmee de dood weer herintroduceren als onvermijdelijke werkelijkheid.
En zoals de Domus Medica teruggebracht mag worden van zijn hemelse naar meer aardse proporties ( zie vorige column ), moet de mens de kathedraal die ze gebouwd heeft en `geneeskunst` noemt terug brengen naar een realistischer perspectief. Één waarbij de dood een substantiële en verdiende plek krijgt, als onderdeel van geneeskunst. Niet als dat wat ná de geneeskunst komt. Misschien kunnen we een arts vinden die ons geneest van onze geneesdrift?
U kunt hieronder reageren op deze column. Uw reactie stellen wij zeer op prijs!.