Tussen Kunst en Kitsch
Nog een paar jaar en het uitvaartwezen gaat een nieuw millenium in. Dan zal het in verwondering omzien naar het achterliggende decennium. Een decennium waarin de uitvaartbranche grondig veranderde en ruimte gecreëerd werd voor nieuwe rituelen en een bewuster omgaan met de dood. Dit is het positieve scenario, maar er is ook een minder prettig perspectief mogelijk. In dit perspectief waart er een spook door het uitvaartwezen. Het is het spook van de ontkenning en het gaat gehuld in het doodskleed van de kitsch.
Nieuwe rituelen
De ontwikkeling van het positieve scenario ziet er in grote lijnen als volgt uit: zeker tot aan de Verlichting (18e eeuw) stond de dood midden in het leven. Het uitblazen van de laatste ademtocht was een sociale gebeurtenis, waar iedereen, van jong tot oud, bij aanwezig kon en wilde zijn. Het vertrek naar het hiernamaals ging niet van harte, maar de dood was alomtegenwoordig en men werd door de omstandigheden als het ware tot acceptatie gedwongen.
Naarmate de secularisatie (door de beroemde socioloog Max Weber zo treffend omschreven als "de onttovering van de wereld") veld wint, en de mens meer greep krijgt op zijn natuurlijke en sociale omgeving, wordt de dood steeds meer een probleem. In de jaren vijftig en zestig van deze eeuw ontzuilt Nederland in hoog tempo, wordt de dood weggestopt en komt het volop consumeren in het hiernumaals centraal te staan.
Gezondheid als nieuwe religie
De ontkenning van de dood wordt vergemakkelijkt door de vooruitgang in de medische wetenschap, met de illusie van een lichaam dat volledig beheersbaar is. Gezondheid wordt bijna een nieuwe religie, in ieder geval een hoogste goed waarop individuele en maatschappelijke activiteiten dienen te worden gericht, en zo goed als synoniem met geluk.
In die periode van ontzuiling worden eeuwenoude gebruiken en rituelen rond sterven en begraven overboord gegooid, en wordt discreet cremeren voor steeds meer mensen dé uitvaartkeuze.
En dan is er `koffie`. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig zou er sprake zijn van een overgang van ontkenning naar erkenning, met als gevolg een "meer ontspannen omgang met de dood" (Elseviers weekblad). Gepaard met die erkenning gaat dan een hernieuwd zoeken naar rituelen die de omgang met dood en sterven weer hanteerbaar moeten maken.
Trendy en kitsch-gevoelig
Die nieuwe rituelen zijn dan voor velen de laatste expressie van de eigen persoonlijkheid in een tijdperk van verregaand individualisme. Twee invloeden zijn voor die nieuwe invulling van het laatste bedrijf van belang: de culturele verbreding van ons perspectief door reizen en het actuele leven in een multiculturele samenleving met heel andere gebruiken rond sterven en dood, en een sterk toenemende interesse voor een kunstzinnig, creatief afscheid. Maar de omgang met de kunsten is vaak vluchtig, trendy en bijzonder gevoelig voor kitsch. En voor je het weet zit je met een generatie die niet meer weet hoe een serieus afscheid eruit ziet. Want afscheid nemen, dat willen we hier wel alvast verklappen, blijft ons inziens toch altijd een doodserieuze zaak, hoeveel Fun Funerals er in Amerika ook moge worden gehouden.
Wat is kitsch?
Kitsch is natuurlijk een vervelend woord. Het is een waardegeladen term die de neutralistische vrede van ieder maakt zelf maar uit wat mooi/lelijk is en welke waarden men aanhangt doorbreekt, die de mythe doorprikt dat er over smaak niet te twisten valt. Over smaak valt natuurlijk wel degelijk te discussiëren, en dat doen we dan ook onophoudelijk. Klip en klare definities van kitsch zijn er niet, maar uit het spraakgebruik laat zich wel een karakteristiek van het fenomeen kitsch opbouwen. Globaal genomen vallen deze begripsomschrijvingen in drie categorieën uiteen: (1) kwalificaties die in feite aanduidingen zijn van - negatief gewaardeerde - menselijke attitudes, maar hier worden gebruikt om kitsch-voorwerpen te kenmerken: schaamteloos, pretentieus, behaagziek, onwaarachtig, banaal. Andere kwalificaties pogen meer een terminologische wenk te geven (2) die langs directe weg het kitsch-voorwerp betreft: sjabloon, mechanische nabootsing, stijlimitatie, glad maakwerk. Tenslotte zijn er dan (3) de termen van sociaal-economische aard die de productie- en consumptiewijze van kitsch betreffen en het kitsch-publiek kwalificeren: massaproductie, commerciële uitbuiting, suggestie van macht en artistiek niet-gevormd publiek. Scherpe onderscheidingen zijn niet altijd aanwezig. De eerste twee laten zich onder de noemer `ongepast` brengen, en wel in twee facetten: kitsch geeft geen pas en is onpassend, past niet (slaat nergens op, lijkt naar niets).
Behaaglijke leugen
Het geeft, zoals gezegd, geen pas vervelend, banaal, schreeuwerig, protserig, patserig, behaagziek of snobistisch te zijn. Al deze negatieve termen maken duidelijk dat het kitsch aan distantie ontbreekt: ze schurkt zich lonkend of knipogend tegen je aan, komt te nabij, heeft geen houding, appelleert aan impulsen van slapte en zwakte en versterkt je niet. Gebrek aan distantie en aan authenticiteit maken van kitsch een behaaglijke leugen die zich aan je opdringt. Interessant is in dit verband ook de etymologie van `kitsch`. De meest gebruikelijke woordafleiding verwijst naar het Zuidduitse werkwoord `kitschen`: het bij elkaar vegen van nat straatvuil tot een gladde kleffe koek. En inderdaad, kitsch gaat er bij veel mensen ook in als koek!
Het tweede facet van `ongepastheid` als kenmerk van kitsch, is dat kitsch-voorwerpen niet passen, nergens op slaan. Kitsch is inadequaat, vertoont discrepanties, vaak tussen de aard van het materiaal en datgene wat ermee wordt uitgedrukt (plastic Boeddha met persnaden of gipsen Madonna in gezellige zuurstokkleurtjes). Maar ook de edele metalen kunnen in een kitschvorm `gegoten` worden. Wij denken hier spontaan aan ex-reclamekoning Bram van Leeuwen, beter bekend als Prins de Lignac, die Gert-Jan Dröge in een aflevering van het programma Glamourland aan boord van een gigantisch jacht met een overbemanning aan Thaise boys apetrots zijn peperdure kitschjuwelen toonde. Aan het materiaal hoeft het dus niet te liggen: er is grote kunst van plastic en kitsch van platina. De kloof tussen materiaal en expressie is beslissend.
Bewuste kitsch
Er kan ook een discrepantie optreden tussen de expressie van een object en de omgeving waarin het wordt getoond. Het kan gaan om grootte-verhoudingen (grandeur van Versailles in lullig voortuintje) of meer in de sfeer van de gevoels-expressie (schilderij van de slag bij Waterloo in een kleinburger-kamer). Kitsch ontstaat ook uit een sterke discrepantie tussen de herkomst en de oorspronkelijke functie van een object enerzijds en het gebruik dat er van wordt gemaakt. Zo trof men in de jaren zestig, zeventig bij menige linkse leukerd ter decoratie een houten been in de huiskamer aan, soms ook gebruikt als plantenpot. Dat was wel gek, vond men toen. Daarmee stuiten we gelijk op het probleem van de zogenaamde bewuste kitsch, waarbij vaak wordt teruggegrepen op kunststromingen als surrealisme en dada, die van discrepanties opzettelijk gebruik maakten als stijlfiguur. Soms kan dat grote kunst opleveren, maar vaker is het een vrijbrief voor vrijblijvend geklooi.
Niet zelden wordt er abusievelijk een tegenstelling gecreëerd tussen massaproductie en ambachtelijk vervaardigde voorwerpen, maar daar hoeft hem de discrepantie helemaal niet in te zitten. Een goed product van industriële vormgeving is verre te verkiezen boven de eiken kitsch uit menige ambachtelijke timmerfabriek.
Maar ook een angstvallig vermijden van kitsch, een ietwat dwangmatige hang naar het verantwoorde, de kunstzinnige kwaliteit, het streven naar een kennerschap waarvoor het beste nog niet goed genoeg is, kan een edelkitschig aspect krijgen (snobisme).
Het stijlvolle sterven
Manfred Langer, de homosexuele eigenaar van de Amsterdamse nachtclub de `iT`, stierf begin 1995 aan aids. Hij had geleefd temidden van kitsch en glitter, en zo wilde hij ook begraven worden.
Dus roze lijkwagen, witte limousines, veel roze kleding, een groot gevolg, al dan niet in tangaslip, en aan de groeve een opstoot van Bekende Nederlanders die Manfred met een flesje wodka in de hand de laatste eer kwamen bewijzen. In soortgelijke setting verwisselden in Amsterdam diverse uitvaartpioniers het tijdelijke voor het eeuwige. Kitsch en `de verkeerde kant` lijken een opzichtig huwelijk te hebben gesloten. Banaliteit, ongepastheid, plastic, schreeuwerigheid, behaaglijke leugens, het was allemaal van toepassing op dit stijlvolle sterven. Het hele circus kon echter niet verhullen dat de dood als grote roze bonbon die lekker weghapt een leugen is, en leugens smaken nabestaanden meestal als as in de mond.
Ontkenning
Reizen en de multiculturele samenleving verbreden in het gunstigste geval onze kijk op onszelf en de ander. Maar het kan ook de blik vertroebelen, vooral als men geen weet heeft van de eigen culturele traditie. En zo kan het dat een lieve mevrouw die een expositie over Afrikaanse doodskisten en rouwkleding organiseerde (Uitvaart juni), zegt: "Wij maken onszelf vaak wijs dat er geen leven na de dood is." Zo`n uitspraak is tekenend voor het gemak waarmee het laatste decennium de dood weer ontkend(!) wordt, vaak door even leentjebuur bij een andere cultuur te spelen. Reïncarnatie is dan ook helemaal in, en onlangs wist wetenschapsfilosoof Jaap van Heerden in het VPRO-programma `Zomergasten` te vertellen dat er meer reïncarnatietherapeuten zijn in Nederland dan psychoanalytici. Hele volksstammen laten zich een sliert vorige levens aanpraten, zonder overigens over enig historisch besef te beschikken. Het scenario dat we bewuster met de dood omgaan komt door dit soort ontwikkelingen wel erg onder spanning te staan. Maar hoe creatief we ook zijn met kist of kleed, de werkelijkheid is dat de dood door geen denken of behaaglijke leugen te overwinnen valt. De dood is alleen aanvaardbaar door een `leap of faith`, en voor moderne mensen blijft zo`n sprong toch altijd een sprong in het duister.
tekst: Hans Wassink
Dit artikel verschijnt in het oktobernummer van De Uitvaart, onafhankelijk vakblad voor het uitvaartwezen.
Redactie Uitvaart:
e-mail: info@jasperenklaar.nl
Postbus 15026
3501 BA Utrecht
Tel: (030) 272 02 51, Fax (030) 272 37 82