Cremation is education, Burning is learning
Al sinds mensenheugenis vinden in India crematieplechtigheden plaats in de openlucht. Deze `pure` vorm van cremeren spreekt ook steeds meer mensen in Nederland aan. Zij ervaren een crematorium als kil en een crematieplechtigheid als een steriele aangelegenheid. Om die reden onderzoekt een aantal partijen in hoeverre het mogelijk is openluchtcrematies in Nederland te verzorgen. Voor Uitvaart.nl was deze belangstelling reden om naar India af te reizen.
Het hindoeïsme bestaat uit verschillende tradities en overtuigingen, die met elkaar gemeen hebben dat men er van uitgaat dat de ziel een kringloop van reïncarnaties, wedergeboorten, doormaakt voordat hij met Brahman, de oerenergie of de oerkracht, herenigd kan worden. De meeste Hindoes worden gecremeerd, omdat dit de snelste manier is om de ziel te laten ontsnappen uit het lichaam op weg naar een nieuwe bestemming. Het is het ideaal van elke Hindoe om zijn ziel te laten opstijgen in Varanasi, een van de heiligste steden van India. Deze stad, aan de oever van de rivier de Ganges, was dan ook het belangrijkste reisdoel. Maar voor Varanasi bereikt werd diende zich in de stad Agra, achter de beroemde Taj Mahal, al een mogelijkheid aan om het in de openlucht cremeren van dichtbij mee te maken.
Agra
Schuin achter het meest indrukwekkende mausoleum ter wereld, op een plaats waar de gemiddelde toerist niet snel zal komen, is het `crematorium` van Agra. Er zijn meerdere crematieplaatsen, burning ghats geheten, die herkenbaar zijn aan de asresten. Sommige liggen in de openlucht. Andere zijn overdekt met een dak op palen.
Ik word welkom geheten door een man die zich voorstelt als de eigenaar van het crematorium. Nadat ik hem verteld heb over mijn werkzaamheden in de uitvaartwereld in Nederland, nodigt hij me uit voor een uitgebreide rondleiding. Per dag vinden er tussen de acht en tien crematies plaats, vertelt hij. Dit aantal kan echter oplopen tot meer dan twintig, en in de zomer, op topdagen, zelfs tot vijftig à zestig. Terwijl ik word rondgeleid zijn er acht crematies gaande, in verschillende stadia. Sommige brandstapels zijn nog niet aangestoken, op andere crematieplaatsen is slechts nog wat nasmeulende as zichtbaar. Wat onmiddellijk opvalt is de overheersende reuk van brandend hout. Per lichaam wordt er een grote hoeveelheid hout verbruikt, ongeveer driehonderd kilo.
Mijn gids leidt me naar een burning ghat waar een familie bezig is met de voorbereidingen van de crematie van een jongen van achttien jaar. Hij vertelt dat de jongen zichzelf heeft vergiftigd om aan de druk van zijn familie, die van hem een huwelijk en een groot gezin verlangde, te ontkomen. Het lichaam wordt op een bed van hout gelegd, waarna het laken waarin hij is gewikkeld verwijderd wordt. Takken worden gebroken en tegen de brandstapel geplaatst. De vader van de jongen wrijft de ogen van zijn zoon in met boter, een jongere zoon sprenkelt rozenwater over het lichaam. Vervolgens steekt de vader een bos stro aan. Samen met zijn zoontje steekt hij deze fakkel in de brandstapel. Een van de medewerkers van het crematorium strooit sandelhoutpoeder op de brandstapel om het vuur goed op gang te krijgen. Het geknars en gespat van het vuur wordt overstemd door het gesnik van het jongere broertje. Huilen is eigenlijk niet gewenst. Het verwart de ziel van de dode en stoort zijn opstijging naar de hemel.
Ondertussen vertelt mijn gids over de kosten van een crematie. Die zijn ongeveer zeshonderd roepies, hetgeen neerkomt op zo`n dertig gulden. Als ik hem de prijs van een crematie in Nederland vertel, kan hij dat maar nauwelijks geloven. Inmiddels is de zon is onder gegaan en wordt het donker, het is bijna zes uur. "Is dit de laatste crematie?", vraag ik. Mijn gastheer antwoordt ontkennend. Crematies gaan hier door tot elf uur `s avonds. Ik maak een afspraak voor de volgende dag en vertrek.
De persoon die zich de dag ervoor uitgaf voor de eigenaar van het crematorium blijkt vandaag gewoon de schoonmaker te zijn. Het crematorium is namelijk eigendom van de staat. Dit wordt mij ditmaal verteld door een officiële gids van het crematorium, die rondleidingen geeft aan geïnteresseerden. Als om zijn officiële status te bevestigen spuit hij onmiddellijk al zijn kennis over de diverse vormen van lijkbezorging in de Hindoe-religie. Hij vertelt dat het hindoeïsme drie vormen van lijkbezorging kent: de crematie (`Burning system`), de begrafenis (`Ground system`) en de waterbegrafenis (`Water system`). Vervolgens geeft hij een uitgebreide beschrijving van de gang van zaken rond een crematie in Agra.
Voorbereidingen voor een crematie
Aan de circa driehonderd kilo hout, die bij een crematie gebruikt wordt, betaalt normaal gesproken de hele familie mee. Andere benodigdheden zijn: sandelhoutpoeder, parfums, geklaarde boter, zout en suiker. Het crematorium in Agra is geheel self-service. De familie doet alles zelf: wast de overledene, bouwt de brandstapel op en verwijdert de asresten.
Vrouwen zijn niet welkom in het crematorium in Agra. In vroeger tijden was het niet ongebruikelijk dat de vrouw van de overledene zelfmoord pleegde door in het vuur te springen, de zogenaamde sattee. De laatste keer dat dit is voorgekomen was in 1988, in Jaipur en deze zaak is nog steeds in behandeling bij het supreme court. Om elk risico te vermijden zijn vrouwen niet langer welkom in Agra.
Overledenen worden per draagbaar aangevoerd. Vrouwen zijn in rode doeken gewikkeld, mannen gaan gekleed in het wit. Voordat het lichaam op de brandstapel wordt gelegd, wordt het gewassen met water uit de Ganges. Als men geen water uit de Ganges heeft, gebruikt men water uit de Yamuna rivier die achter de Taj Mahal loopt. Het lichaam wordt geheel, van schouders tot voeten, gewassen. Het gezicht wordt gereinigd met geklaarde boter. Als het lichaam geheel rein is, wordt het op de brandstapel gelegd en besprenkeld met bloemen van het seizoen (jasmijn, rozen) en sandelhoutpoeder. Bij het lichaam worden twee potten gezet. Eén pot bevat een brandende kool, de andere pot bevat een mengsel van suiker, parfum, zout en sandelhoutpoeder.
De crematie
De brandstapel dient te worden aangestoken door de oudste zoon of, wanneer deze ontbreekt, een andere man uit de familie. Dit mannelijk familielid zal als `hoofdrouwende`, ook wel offeraar genoemd, alle rituele handelingen uitvoeren voor, tijdens en na de crematie. Tot en met de dertiende dag na de crematie is de offeraar in onreine staat, omdat hij bezoedeld is met de dood. Daarom gelden voor hem extra strenge leefregels. Hij mag tijdens de dertien dagen niet naast een vrouw slapen, moet afzien van seksuele omgang en mag zelfs niemand aanraken. Vooral op de dag van de crematie moet hij in een opperste staat van reinheid zijn. Daartoe wordt zijn hoofd kaal geschoren, om hem te bevrijden van zijn zonden, die, zo meent men, in het hoofdhaar zitten. Dan volgt een uitgebreide wassing. Tenslotte kleedt hij zich geheel in het wit.
Bij het aansteken van de brandstapel mogen geen aansteker of lucifers worden gebruikt. In plaats daarvan gebruikt men de brandende kolen. Met de fakkel in de hand loopt de offeraar rond de brandstapel. Wanneer man en vrouw tegelijkertijd zijn overleden en tegelijk worden gecremeerd, loopt de oudste zoon met de klok mee zeven maal rond de brandstapel. Als het om één overledene gaat, dan loopt hij drieënhalve ronde linksom en drieënhalve ronde rechtsom.
Een crematie duurt gemiddeld zo`n drie tot vier uur. De familie wacht tot de schedel gebroken is. Als dit gebeurd is, spreekt de familie zegeningen uit en groet men elkaar. Als het breken van de schedel uitblijft, wordt met een twaalf meter lange stok boter op de schedel gesmeerd, waarna deze binnen twintig tot dertig minuten alsnog breekt.
De asbestemming
Na zestien uur, meestal de volgende ochtend, verzamelt de familie de asresten. Wie het zich kan veroorloven brengt de resten naar de rivier de Ganges om de as daar te verstrooien. Als men daarvoor het geld niet heeft, gooit men de as in de Yamuna rivier die achter de Taj Mahal loopt.
De dertiende dag na de crematie is er een grote ceremonie in het huis van de overledene. De pandit (priester) spreekt een mantra uit waarna de familie weer vrij is te doen en laten wat ze wil.
Alternatieve vormen van lijkbezorging
Niet alle Hindoes worden gecremeerd. Er zijn verschillende categorieën overledenen die niet worden verbrand. Saddhus (heilige mannen), jonge kinderen, waarin nog geen ziel is geworteld, arme mensen, die de prijs van een crematie niet kunnen betalen, slachtoffers van ongevallen of misdrijven worden aan het water toevertrouwd. Dat geldt ook voor leprozen, mensen die zijn overleden aan pokken of de gevolgen van een slangenbeet, voor het heilige dier de koe en voor zwangere vrouwen.
Varanasi
Maandag 9 maart bereik ik mijn voornaamste reisdoel: Varanasi. Varanasi is een `stad des doods`. Maar een `opgewekte` stad des doods, een magische stad waar de intieme rituelen van leven en dood onafgebroken en in het openbaar plaatsvinden op de vele burning ghats op de befaamde trappen die naar de rivier de Ganghes leiden. De gelukkige Hindoe die in Varanasi sterft wordt verlost van de langdurige reïncarnatiecyclus en gaat direct naar de oerbron, zo meent men. Daarom komen Hindoes vanuit het gehele land naar Varanasi om te sterven. Het moderne leven heeft zich daaraan aangepast door de verkoop van westerse t-shirts met de tekst `Come and die in Varanasi`.
Het totaal aantal crematies per dag in Varanasi bedraagt tweehonderd. In Varanasi wordt 24 uur per dag gecremeerd op verschillende burning ghats, zoals de Charanddpaduka Ghat waar voornamelijk VIP`s worden gecremeerd. Ik bezoek de Manikarnika Ghat, een van de oudste en heiligste ghats in Varanasi, waar circa twaalf lichamen tegelijk kunnen worden gecremeerd op de verschillende crematieplaatsen. De verbrandingsplaats is particulier eigendom en al meer dan vierduizend jaar in handen van dezelfde onderneming. Volgens Hindoes is het een van de meest gunstige plaatsen waar men gecremeerd kan worden. Dit heeft alles te maken met de nabijgelegen put waar, volgens de overleveringen Parvati, de vrouw van de god Shiva, haar oorring verloor en de ligging langs de heilige rivier de Ganges.
De burning ghats zijn min of meer toeristische attracties in Varanasi. Het is ook geen enkel probleem om getuige te zijn van een crematie. Er is zelfs een speciaal balkonnetje van waaraf men kan toekijken. Wel is het verboden te filmen of foto`s te nemen. Lang niet iedereen houdt zich hieraan. Zelfs de medewerkers van de burning ghat niet. Een van hen biedt mij aan met mijn camera enkele foto`s van een crematie te maken. Het tarief is vijfhonderd roepis. "Dat is goed voor je karma," zegt hij. Hij vervolgt heel liefdadig: "Met dat geld kunnen we de armen in de sterfhuizen cremeren.". Ik ga uit piëteit voor de familie van de overledenen niet op zijn aanbod in. Alle hier afgebeelde foto`s zijn dan ook met toestemming van de nabestaanden gemaakt.
De hele dag door worden de lichamen aangevoerd op bamboe draagbaren. Verspreid over het terrein bevinden zich enorme stapels hout. Het hout wordt nauwkeurig afgewogen op grote weegschalen waarmee de prijs van de crematie wordt berekend. Een crematie kost hier gemiddeld zo`n zevenduizend roepies (350 gulden).
Alvorens de crematie begint worden de lichamen gewassen in de Ganges, waarna ze enige tijd te drogen worden gelegd op de trappen. In tegenstelling tot de crematieplaats in Agra, kent Manikarnika ghat geen `zelfbediening`. Het lichaam wordt naar een zogenaamde chandal gebracht die de crematie verder uitvoert. De chandals, ook wel untouchables genoemd (`onaanraakbaren` vanwege hun onreine beroep), zijn afkomstig uit de laagste sociale klasse.
De chandal maakt een houten bed waarop het lichaam wordt gelegd. Maar ook in Varanasi ontsteekt de oudste zoon, met kaalgeschoren hoofd en in het wit gekleed, de brandstapel. Daarvoor gebruikt hij enkele kolen uit het traditionele vuur dat al meer dan vijfduizend jaar onafgebroken brandt in Varanasi. De kolen worden op een bos stro gelegd. Door de bos stro zachtjes heen en weer te bewegen vat deze vlam. Met deze fakkel in de hand loopt de oudste zoon vijf rondes om de brandstapel. De vijf rondes symboliseren de vijf elementen: water, vuur, aarde, hemel en ether. Vervolgens steekt hij de brandstapel aan. Sommige delen van het menselijk lichaam verbranden moeilijk. Bij een man is dat de borstkas, bij een vrouw zijn het de heupen. Deze delen worden met bamboestokken uit het vuur gehaald en in de Ganges gegooid.
Na afloop van de crematie wordt met een kleien pot vijf maal achter elkaar water uit de Ganges gehaald. Vier keer wordt het water weggegooid, de vijfde keer gooit de oudste zoon het water op de smeulende restanten. Vervolgens gooit hij de as van de overledene in de rivier. Het eventueel aanwezige goud wordt uit de as verzameld en op de markt verkocht. De opbrengst gaat naar de eigenaar van Manikarnika Ghat die om die reden ook wel de tweede Maharadja van Varanasi wordt genoemd. Vervolgens gaat de gehele familie naar een andere ghat toe om zich te wassen. Dan gaat men naar huis. In tegenstelling tot Agra mogen in Varanasi wel vrouwen aanwezig zijn bij crematieplechtigheden, maar huilen is ook hier uit den boze.
Aan het einde van mijn bezoek aan Varanasi verrast een van de chandals me trots met een mooie, zelfbedachte slogan: Cremation is education, Burning is learning. (Crematie is educatie, verbranding is leren.). Het klinkt komisch, maar hij is bloedserieus en legt verder uit: "Door te kijken naar crematies, zul je eerder geneigd zijn stil te staan bij de keuzes die je maakt in je eigen leven.
Openlucht crematies in Nederland?
Vergelijken we tot slot de crematieplechtigheden hier in India met die in Nederland, dan lijkt het verschil in uitvoering voornamelijk te worden veroorzaakt in de achterliggende gedachten. In India beoogt men de geest te verlossen van het lichamelijke omhulsel. Deze religieuze achtergrond brengt met zich mee dat de crematieplechtigheid lang mag duren. Steeds vaker lijken crematies in Nederland daarentegen gekenmerkt te worden door de wens `de aarde zo netjes mogelijk achter te laten`. De religieuze achtergrond wordt hier veelal vervangen door de wens het milieu niet te belasten met het stoffelijk overschot. Daarom vinden bij ons crematies plaats in computergestuurde ovens met naverbranders en zijn richtlijnen ten aanzien van kwikemissie een hot item in de vaderlandse uitvaartbranche.
Dan resteert nog de vraag of openlucht crematies in Nederland wenselijk zouden zijn, althans voor de Hindoestaanse gemeenschap. Hoewel ik zelf niet voldoende inzicht heb in de wensen van de Nederlands- Hindoestaanse bevolkingsgroep, kan een mogelijk antwoord toch dicht bij huis worden gevonden. Iemand die zich namelijk uitdrukkelijk heeft verdiept in de wensen en rituelen van Hindoestanen in Nederland is fotografe Marrie Bot. Van haar hand verscheen onlangs het boek `Een laatste groet. Uitvaart- en rouwrituelen in multicultureel Nederland`. `Het is het eerste boek in Nederland dat in woord en beeld een samenhangend overzicht biedt over de verschillende rituelen in ons land`, aldus Bot. Voor `Een laatste groet` woonde ze tussen 1990 en 1998 ruim honderd verschillende uitvaarten bij. Een opmerkelijk conclusie die Bot trekt in haar interview met publiekstijdschrift Doodgewoon is dat de Hindoestaanse gemeenschap helemaal niet zo ongelukkig is met de Nederlandse crematoria. Hindoes zijn ontzettend blij met het crematorium. In de openlucht cremeren leeft bij hen helemaal niet, misschien alleen bij een enkele ultra-orthodoxe Hindoe. Men is juist heel tevreden, nu is alles lekker binnen en lekker warm. En ze vinden het heerlijk dat de as zo fijn is, dat ze de botjes niet uit de as hoeven te vissen." [Doodgewoon, # 17, zomer 1998].
Misschien behoren openluchtcrematies dan ook tot een van de vele dingen die India zo bijzonder maken. Een van die dingen die je niet moet trachten te `importeren`. Ik sluit me dan ook aan bij de conclusie die Marrie Bot trekt aan het einde van haar interview in Doodgewoon #17, zomer 1998: Je kunt dingen ook niet zomaar overnemen uit andere culturen. Wel kun je leren dat je respect moet hebben voor iedereen die het anders doet.
Met dank aan: Anja Krabben,
Doodgewoon
Bronnen: Gids voor de uitvaart, een AVVL-uitgave
Doodgewoon # 17, zomer 1998